Tijd, moderniteit en individualiteit: wie of wat wijst (nog) de weg?

zondag 30 juni 2013 | In Essays Reacties uitgeschakeld voor Tijd, moderniteit en individualiteit: wie of wat wijst (nog) de weg?

essay6De 21e eeuw komt nog pas kijken, maar trekt in West Europa tot dusver een vervaarlijk spoor. Er is neiging om ongerust te zijn over de toekomst en dat knaagt aan de ziel. Grote zorgen bestaan over de economie, de euro en vooral over werk en daarmee over de manier waarop mensen in hun eigen bestaan kunnen voorzien.

In deze context is veel belang te hechten aan de ondersteuning en versterking van individuele mensen, opdat zij in staat zijn op een gedurfde manier hun ‘Umwelt’ tegemoet te treden en zich daarin op eigen kracht overeind te houden. Behulpzame theorieën en concepten zijn broodnodig. In mijn zoektocht daarnaar stuit ik onder meer op Theory U. Dat neemt immers de innerlijke gesteldheid, de innerlijke bron van de interveniërende persoon als uitgangspunt.

Dit essay begint met een poging ons meerdere betekenissen van het begrip ‘tijd’ eigen te maken. Tijd (en plaats) leiden ons immers naar de manier waarop we ons (kunnen) verhouden tot onze omgeving.

Geduldige tijd

Veel van wat we meemaken, slaat op een drastisch gewijzigd tijdsbegrip. Deze bewering kan ik boekstaven op basis van recent vertelde verhalen en eigen ervaring.

Hoor ik mijn moeder (1924) praten over vroeger dan blijkt daaruit de stabiele en structurerende waarde die ze kon ontlenen aan de tijd. De, wat ik noem, geduldige tijd vorderde langzaam en gaf gelegenheid om een gebruikelijke levensloop (door) te maken. Een levensloop die een vast patroon had: kind zijn |naar school | werken, werken en nog eens werken, huisje boompje, beestje | oud worden | oud zijn. Hiërarchische structuren waren vanzelfsprekend: in de kerk, de fabriek, het kantoor, op het boerenland en op school.

De tijd bood vertrouwde ritmes, sterk ondersteund, zo niet bepaald, door de kerk. Van kerstmis, naar carnaval, de vastentijd, pasen, hemelvaart, pinksteren, allerheiligen, allerzielen en dan volgt al snel de advent. Een patroon van vaste en structuurgevende waarden die ook als hinderpalen konden worden beleefd, maar die niettemin zorgden voor een houvast. Haar tempo en ook de mate waarin verandering optrad, waren te volgen, waren eigen te maken. De tijd hield gelijke tred met het vormgeven van een (eigen) levensweg.

In de sociale omgeving trof je je familie (het nest waartoe je behoorde, warm of niet), verenigingen en buurtschappen. De stad of het dorp was goeddeels de actieradius waarbinnen het leven werd geleefd. Een uitstapje naar een plaats twintig kilometer verderop was heel wat. Memorabel genoeg om erover te vertellen.

Ik herinner me ook zelf nog dit levenspatroon van weleer. Ik ben erin opgegroeid. Maar de vooruitgang heeft daarin wezenlijk verandering gebracht. Een complex van oorzaken is daarvoor aan te wijzen, zoals explosieve welvaartsgroei, secularisering, internationalisering, internet. Oorzaken waarvan de werking niet beperkt bleef tot elites, maar die door Westerse massa’s werd geadapteerd.

Individualisering

Al deze massabewegingen voltrokken zich parallel met de individualisering: de ontdekking van eerste persoon enkelvoud, de losmaking van huis en haard en de exploratie van eigen mogelijkheden en ambities. In deze betekenis was de vooruitgang veelbelovend. Zij bood kansen en gaf ruimte om grenzen te verleggen. Inmiddels weten we dat deze vorm van individualisering hoofdzakelijk van materiële aard is. Zij geeft voeding aan het dikke ik, maar amper aan het sociaal welbevinden van het individu. De vraag lijkt gerechtvaardigd of meer individualiteit mensen daadwerkelijk gelukkiger heeft gemaakt.

Vloeibare tijd

Zygmunt Bauman (1925, emeritus hoogleraar sociologie) spreekt in talrijke publicaties (zie onder meer zijn boek ‘Vloeibare tijden’) en optredens over de vloeibare tijd waarin we nu leven. Hij duidt daarmee op de veranderlijkheid van de tijd en de beleving dat er nauwelijks houvast aan te ontlenen is.

De vloeibare tijd heeft zijn intrede gedaan, maar ging tot voor kort nog altijd gepaard met vooruitgangsdenken. Echter ook daarin is inmiddels verandering gekomen. De westerse wereld verkeert op tal van manieren in crisis en we ervaren dat die andere trekken vertoont dan een conjuncturele dip. Zij is fundamenteler en geeft het sein af dat aan de groei van welvaart een halt is toegeroepen. Zij geeft ook het sein af dat internationale verhoudingen radicaal aan het veranderen zijn en dat het eens zo welvarende Westen in ras tempo terrein aan het verliezen is.

De vloeibare tijd overspoelt bovendien de vaste stuurinstrumenten waarvan we ons bedienden: een leerweg, een vaste baan, een thuis, een gezin, een scala aan mogelijkheden om vrije tijd te benutten. Het is, in contrast hiermee, in het hier en nu een ware opgaaf om zich een weg te banen en om de juiste weg te vinden, zodanig dat die perspectief en een vertrouwenwekkende toekomst biedt.

Vloeibare angst

Vloeibare tijd wekt vloeibare angst, vindt Bauman. Niet alleen door alles wat verdwijnt en de snelheid waarmee dat gebeurt, maar meer doordat daarvoor amper iets in de plaats komt. En omdat het besef doordringt dat iedereen er, als puntje bij paaltje komt, alleen voorstaat.

Een sterke beleving van onzekerheid volgt uit de ontmanteling van de welvaartsstaat. De overheid zet het mes in sociale voorzieningen en verwijst ons naar eigen verantwoordelijkheid en eigen oplossingen. Neem hiervoor als voorbeeld de ouderenzorg. Verzorgingshuizen zijn inmiddels, zo goed als, opgeheven. Ouderen zijn op zichzelf en op hun familie aangewezen. Als ze geluk hebben op een goede buur of nabije vrienden.

Naast een drastische reductie van sociale voorzieningen doet zich een verbrokkeling van instituties voor. Het eens zo krachtige en belangwekkende maatschappelijk middenveld staat op de tocht en ondervindt een inperking van zijn reikwijdte en invloed. Grote maatschappelijke organisaties in de sectoren onderwijs, zorg en wonen zijn uit de gratie geraakt, omdat ze niet meer als eigen, herkenbaar en nabij worden gezien.

De markt kan voor deze teloor gaande sfeer, voor de groter wordende gaten in het vangnet onmogelijk een vervangende thuisbasis bieden. Daarentegen manifesteren zich in de ontstane leegte allerlei initiatieven die getuigen van nieuwe bronnen voor en nieuwe vormen van gemeenschapszin; kleinschalig, overzichtelijk en eenvoudig georganiseerd. Het is meer dan de moeite waard te kijken naar de wenkende en de lokkende factoren die mensen tot hun engagement daarmee beweegt!

Theory U

C. Otto Scharmer zag het schrijven van Theory U als een project. Hij heeft er zo’n jaar of tien over gedaan. Het boek biedt een vloedgolf aan theorieën, modellen, begrippen en bijhorende methodologie. Een centrale betekenis in die golf komt toe aan de blinde vlek die wordt omschreven als de innerlijke gesteldheid van de persoon, de bron van ons doen en laten. Het is de plek waarin de oorsprong te vinden is van onze aandacht en intentie. Een treffende illustratie van wat Scharmer bedoelt, is het begrijpen van drie gezichtspunten om naar het werk van een kunstenaar te kijken. Je kunt luisteren en in de concertzaal ook kijken naar een uitvoering van de symfonie die de componist heeft geschreven. Dat is immers het resultaat van zijn inspanningen. Als je de kans krijgt kun je ook je aandacht richten op het proces, de manier waarop de componist zijn gedachten toonzet en samenstelt, hoe hij te werk gaat. De derde manier verwijst het sterkst naar de blinde vlek, namelijk het observeren van de componist in de toestand van tubula rasa. Dat zal immers het moment zijn dat hij het sterkst appelleert aan zijn binnenste ik, aan zijn bron. Wat laat de componist in deze unieke fase aan zijn bron ontspruiten? Wat laat hij los?

Een tweede innovatie tref ik in één van de vijf bewegingen die het pad van de U volgen: de plaats en fase van presencing. Daarin wordt door reflectie de innerlijke bron aangesproken, maar tevens, of wellicht daardoor, wordt verbinding gezocht met de toekomst die zich in het hier en nu al enigermate ontvouwt. In signalen en tekens laat de toekomst zich al kennen.

Vertraagde tijd

Arnold Cornelis (1934 – 1999) wijst in zijn boek ‘De vertraagde tijd’ op gevangenschap tussen twee definities van tijd: de tijd van de externe klok en de tijd van de interne klok. De interne klok tikt volgens het uniek verborgen programma van zelfsturing en ontwikkeling waarmee ieder mens gezegend is. De externe tijd bestaat uit een volle agenda, tijdsdruk, deadlines, status en aanzien. Hij put uit. De filosofie van de vertraagde tijd zorgt voor een omkering. Hoe sneller de wereld verandert en doordraait, hoe meer de mens zijn interne klok moet vertragen. Vertraagde tijd is een vorm van zelfzorg, tijd nemen voor je eigen morele en mentale welbevinden, tijd nemen voor de manier waarop je wilt sturen, tijd nemen om te denken over de koers die je wilt varen.

Gemene deler

De blinde vlek van Scharmer en het uniek verborgen programma van Cornelis duiden min of meer op hetzelfde. Iets dat in mensen aanwezig is. Een menselijk vermogen dat moeten worden ontsloten, blootgelegd, aangeboord en aangesproken. Klaarblijkelijk gebeurt dat niet vanzelf. In geduldige tijd en in overzichtelijke levenslopen met een begrijpbare symbiose tussen tijd en plaats hoefde dat niet. Maar in vloeibare tijden liggen de kaarten anders. Tegenover de afbrokkeling van sociale kaders moet een versterking en profilering komen staan van het individu. De vormgeving van het leven, de invulling van de levensarrangementen moet komen van mensen zelf. Zij moeten er zelf de basis voor leggen en zelf manieren bedenken om gemaakte keuzes om te vormen tot paden en waterlopen die bruikbaar zijn om zich in de gekozen richting te bewegen. Bij het vervullen van die opdracht lijkt het er op dat mensen op zichzelf zijn aangewezen. Wie of wat is hen tot steun? En waarmee?

Context

Weloverwogen heb ik de concepten van Scharmer en Cornelis geprojecteerd op elk menselijk individu. In de toepassing van Theory U gaat het echter evenzeer om ondernemingen en organisaties, als mogelijke contexten. De doelstelling is in dat geval het leiderschap te vernieuwen, de organisatie te ontwikkelen en bij te dragen aan de vergroting van het leervermogen van medewerkers.

In mijn beleving evenwel boet deze toepassing aan betekenis in. Daarover is een heel vertoog te houden en misschien waag ik mij nog eens daaraan. Maar de essenties van mijn denken behoeven vermelding. In de identiteit van de zelfbewuste en zelfsturende kenniswerker – het wordt niet anders als hier komt te staan: de identiteit van de verschopte werknemer die aan zijn lot wordt overgelaten -neemt de organisatie waar hij zijn werk verricht een geringer wordende plaats in. Ondernemingen en kenniswerkers sluiten geen verbintenissen voor het leven. Hun contractuele en morele verbond is zakelijk en geldend voor bepaalde tijd. Enerzijds is dit het gevolg van de HRM-policy van organisaties die zeggen zich flexibel te willen houden en de in- en uitstoot van werkgelegenheid daarom afhankelijk stellen van hun succes. Anderzijds ondervinden individuele burgers anonimiteit binnen vooral de grotere ondernemingen en koesteren zij de soevereiniteit van hun eigen afwegingen en keus om zich te transfereren van a naar b en daarna weer verder.

Levensontwerp

De crux komt te liggen bij het individuele levensontwerp van elke burger. In de hoop dat zij de kans krijgen te leren hoe zij moeten omgaan met de paradoxen en dilemma’s die zij op hun levenspad ontmoeten. In vloeibare tijden volstaan eens opgedane kennis en ooit geleerde vaardigheden niet. Zelfs toolkits hebben een beperkte houdbaarheidsduur. In vloeibare tijden heb je het meest aan wat Argyris & Schön hebben uitgevonden als leren te leren; het vergroten van leervaardigheid. Het is immers hun leervaardigheid die mensen in staat stelt in nieuwe omstandigheden en bij zich alsmaar wijzigende opgaven een bekwame beoordeling en keus te maken. Daarenboven bekrachtigt een vergrote leervaardigheid het ontdekken en aanboren van de innerlijke bron en het hanteren van de innerlijke klok. Het vergt competentie, maar ook lef, om in onzekere toestanden niettemin de tijd te vertragen en die te aan te wenden voor reflectie.Tot slot is een lerende grondhouding geen overdreven competentie als telkens weer de uitdaging wacht om in de wereld die zich nu toont de indicaties en tekens te zien van de toekomst die zich al aandient.

Maar er is een tweede thema. Naast leren leren komt te staan leren denken. Alle methodologie die ontwerpende individuen onder de knie hopen te krijgen, vereisen denkhouding en denkkracht. Het pleidooi om op alle niveaus van onderwijs filosofie als een vanzelfsprekend vak in te voeren sneed en snijdt onverminderd hout.

Het is amper voor te stellen welke verantwoordelijkheid op de schouders van individuele mensen ligt of komt te liggen. Wellicht huist in dit gegeven de enormiteit van de taak en uitdaging voor onderwijs en opvoeding. Ik vraag me af welke transformatie in die sectoren nodig is om deze opdracht te kunnen waarmaken.

Literatuur:
C.Otto Scharmer: Theory U, vert. Christofoor
A. Cornelis: De vertraagde tijd, Essence
Z. Bauman: Vloeibare tijden, Klement

Vandaag

21-augustus-2013

Onderdanen

Graag of niet maar onderdanen zijn we allemaal. In eerste instantie doet het woord denken aan totalitaire regimes waar de staat of de vorst de…                      Lees verder Overzicht